...
Show More
Een klepper van 750 bladzijden. Geen boek voor iemand die op zoek is naar een makkelijk boek. Een boek over homosexualiteit, het katholicisme en begrippen als goed en kwaad. Niet makkelijk om te lezen omdat Burgess kwistig strooit met zijn kennis. Heel veel referenties naar andere (bekende) schrijvers en dan is het goed om als lezen de nodige achtergrond te hebben. Ik heb echt 10-tallen keren dingen opgezocht om het verhaal verder te kunnen snappen. Voetnoten hadden in dit boek een meerwaarde kunnen zijn.
Uit De Standaard :
Halverwege de jaren dertig levert de auteur Kenneth Toomey een filmscript in over koning Arthur. Het staat vol ronkende zinnen als: ‘Ook al sterven we, het geloof kan nooit ten onder gaan. Ons bloed zal als rook opstijgen naar de zon, en het zal voor de Vader van alle dingen als wierook zijn. Uit de grond die wij voeden met ons bloed zal een nieuw ras van christenen opschieten.’ Niet geheel verrassend vindt de regisseur het maar niets. Arthur klinkt als een dominee, zegt hij. ‘Al dat gezeur over god. We willen een menselijk verhaal.’ Het is een van de weinige keren dat Toomey geen concessies doet. Hij ontbindt het contract en vertrekt naar nazi-Duitsland waar royalty’s klaarliggen voor de verfilming van een van zijn romans – een ‘bergfilm’ vol blonde jongens en meisjes.
Het verlangen naar een menselijk verhaal: het is een veelzeggende scène in de weergaloze, nu pas vertaalde roman Machten der duisternis van de Brit Anthony Burgess (1917-1993). De roman van de auteur die vooral beroemd werd dankzij A clockwork orange, verscheen oorspronkelijk in 1980 als Earthly powers en vertelt het verhaal van de afvallige katholiek en homoseksueel Kenneth Toomey. Op zijn 81ste krijgt hij de vraag een boek te schrijven over paus Gregorius XVII, die op de rol staat om te worden heilig verklaard. Toomey, inmiddels rijk geworden met slechte boeken, filmscripts en musicalachtige toneelstukken, was getuige van een wonderbaarlijke genezing door Gregorius, toen die nog Carlo Campanati heette.
Terwijl Toomey uitgezakt en verlept in zijn bed ligt, overpeinst hij het verzoek. Campanati is de broer van zijn zwager. Als hij Campanati’s verhaal wil vertellen, moet hij ook zijn eigen leven te boek stellen, en dus ook alle discussies die ze hebben gehad over vrije wil, liefde en homoseksualiteit. Wat volgt, is een fascinerende geschiedenis van de twintigste eeuw verteld vanuit het perspectief van een opportunistische homo. Een man die je kort kunt typeren als iemand die niet voor zijn geaardheid durft uit te komen, in zijn werk geen stelling durft te nemen, vrienden en collega’s in de kou laat staan, en die zich uit netelige situaties redt door ongelukkige keuzes te maken die onveranderlijk voortkomen uit escapisme en angst.
Machten der duisternis breekt een lans voor de acceptatie van homoseksualiteit, ridiculiseert de hypocrisie van het katholicisme en speelt een spel met werkelijkheid en verbeelding. Maar dat zijn niet de redenen waarom de roman nog steeds boeit. Het fascinerende zit in de toon en de manier waarop Burgess zijn personages neerzet.
Die vind je al in de openingsscène: er komt een aartsbisschop langs en Toomeys schandknaap schenkt hem alvast iets in. Hier staat hoe Toomey zichzelf en zijn minnaar bekijkt: ‘Ik bleef nog even liggen, naakt, vlekkerig, vaalbleek, uitgemergeld, een sigaret rokend die postcoïtaal had moeten zijn maar het niet was.’ Over de minnaar staat er: ‘Geoffrey trok puffend zijn sandalen aan, waarbij zijn buik zich in drie rollen vet plooide, en daarna zijn gebloemde overhemd.’ Geoffrey is er, ondanks zijn eigen verval, vooral om de tragiek van een afgetakelde en afgedankte Brit op zijn retour te tonen – in de woorden van Burgess: ‘jij afgeleefde decadente uitgemergelde zieltogende pestlijder van een witte lul’.
Toen Machten der duisternis verscheen, werd er vooral gewezen op het spel dat Burgess speelde met de werkelijkheid. De verteller is onbetrouwbaar. Dat is nog steeds een interessante kant van het boek, maar het boeiendst is Toomey, een vilein personage van het soort dat je in ons taalgebied ook vindt in het werk van W.F. Hermans, Hugo Claus en Gerard Reve.
Dat soort schrijver lijkt nauwelijks nog te bestaan – en daar zijn, denk ik, drie mogelijke verklaringen voor. Een aanwijzing zit in het afgewezen Arthurscenario waarin te weinig ‘menselijkheid’ zit. Het lijkt alsof de hang naar menselijkheid in de literatuur is toegenomen. Neem een veelgebruikt criterium in de beoordeling van romans: de geloofwaardigheid van een personage. Als Burgess iets toont, dan is het dat we moeten terugverlangen naar het ongeloofwaardige personage. Minder menselijke personages kun je vileiner en extremer uit de hoek laten komen.
Lezers hebben hun schrijvers ook graag als toegankelijke, mededogende intellectuelen. Burgess zet dat treffend neer wanneer hij Toomey op zijn 48ste in de spiegel laat kijken. Hij ziet een man, ‘opgelaten, niet geliefd behalve bij zijn lezers, vermoeid, getekend door het goede leven, een onderkin, grijzend en dunnend haar’. Maar het portret dat hij van zichzelf heeft laten maken, toont iets heel anders: ‘Het toonbeeld van een populaire romanschrijver, ongegroefd en met dromerige ogen van de jeugd, maar met een wijsheid waarvoor een hoge prijs was betaald: een man die je kon vertrouwen maar niet te veel, bereisd, trefzeker in zijn kunstsmaak, niet angstaanjagend hyperintellectueel maar belezen en voldoende intelligent, scherp of meedogend naar gelang de gelegenheid vereiste wanneer hij in de massamedia zijn mening gaf’. Het verlangen naar dat type schrijver is alleen maar toegenomen, en als de romanschrijver ook nog eens een bekende tv-persoonlijkheid is, is het helemaal kassa.
Je kunt stellen dat Burgess het makkelijker had. Wie nu nog aankomt met een beschimping van het katholicisme of homoseksualiteit als taboe, is potsierlijk bezig. Maar neem een nog steeds geldend taboe als pedoseksualiteit: niemand zal het in zijn hoofd halen om een verlopen, misogyne pedoseksueel neer te zetten. Muidhond, de debuutroman van Inge Schilperoord, werd juist geprezen omdat hij de eenzaamheid en de worsteling van het pedoseksuele hoofdpersonage invoelbaar maakte. Burgess toont dat we ook ruimte moeten bieden aan het meedogenloze personage. Invoelingsvermogen is goed in het dagelijkse leven, maar begrip en empathie zijn niet altijd geschikte ingrediënten voor literatuur.
Uit De Standaard :
Halverwege de jaren dertig levert de auteur Kenneth Toomey een filmscript in over koning Arthur. Het staat vol ronkende zinnen als: ‘Ook al sterven we, het geloof kan nooit ten onder gaan. Ons bloed zal als rook opstijgen naar de zon, en het zal voor de Vader van alle dingen als wierook zijn. Uit de grond die wij voeden met ons bloed zal een nieuw ras van christenen opschieten.’ Niet geheel verrassend vindt de regisseur het maar niets. Arthur klinkt als een dominee, zegt hij. ‘Al dat gezeur over god. We willen een menselijk verhaal.’ Het is een van de weinige keren dat Toomey geen concessies doet. Hij ontbindt het contract en vertrekt naar nazi-Duitsland waar royalty’s klaarliggen voor de verfilming van een van zijn romans – een ‘bergfilm’ vol blonde jongens en meisjes.
Het verlangen naar een menselijk verhaal: het is een veelzeggende scène in de weergaloze, nu pas vertaalde roman Machten der duisternis van de Brit Anthony Burgess (1917-1993). De roman van de auteur die vooral beroemd werd dankzij A clockwork orange, verscheen oorspronkelijk in 1980 als Earthly powers en vertelt het verhaal van de afvallige katholiek en homoseksueel Kenneth Toomey. Op zijn 81ste krijgt hij de vraag een boek te schrijven over paus Gregorius XVII, die op de rol staat om te worden heilig verklaard. Toomey, inmiddels rijk geworden met slechte boeken, filmscripts en musicalachtige toneelstukken, was getuige van een wonderbaarlijke genezing door Gregorius, toen die nog Carlo Campanati heette.
Terwijl Toomey uitgezakt en verlept in zijn bed ligt, overpeinst hij het verzoek. Campanati is de broer van zijn zwager. Als hij Campanati’s verhaal wil vertellen, moet hij ook zijn eigen leven te boek stellen, en dus ook alle discussies die ze hebben gehad over vrije wil, liefde en homoseksualiteit. Wat volgt, is een fascinerende geschiedenis van de twintigste eeuw verteld vanuit het perspectief van een opportunistische homo. Een man die je kort kunt typeren als iemand die niet voor zijn geaardheid durft uit te komen, in zijn werk geen stelling durft te nemen, vrienden en collega’s in de kou laat staan, en die zich uit netelige situaties redt door ongelukkige keuzes te maken die onveranderlijk voortkomen uit escapisme en angst.
Machten der duisternis breekt een lans voor de acceptatie van homoseksualiteit, ridiculiseert de hypocrisie van het katholicisme en speelt een spel met werkelijkheid en verbeelding. Maar dat zijn niet de redenen waarom de roman nog steeds boeit. Het fascinerende zit in de toon en de manier waarop Burgess zijn personages neerzet.
Die vind je al in de openingsscène: er komt een aartsbisschop langs en Toomeys schandknaap schenkt hem alvast iets in. Hier staat hoe Toomey zichzelf en zijn minnaar bekijkt: ‘Ik bleef nog even liggen, naakt, vlekkerig, vaalbleek, uitgemergeld, een sigaret rokend die postcoïtaal had moeten zijn maar het niet was.’ Over de minnaar staat er: ‘Geoffrey trok puffend zijn sandalen aan, waarbij zijn buik zich in drie rollen vet plooide, en daarna zijn gebloemde overhemd.’ Geoffrey is er, ondanks zijn eigen verval, vooral om de tragiek van een afgetakelde en afgedankte Brit op zijn retour te tonen – in de woorden van Burgess: ‘jij afgeleefde decadente uitgemergelde zieltogende pestlijder van een witte lul’.
Toen Machten der duisternis verscheen, werd er vooral gewezen op het spel dat Burgess speelde met de werkelijkheid. De verteller is onbetrouwbaar. Dat is nog steeds een interessante kant van het boek, maar het boeiendst is Toomey, een vilein personage van het soort dat je in ons taalgebied ook vindt in het werk van W.F. Hermans, Hugo Claus en Gerard Reve.
Dat soort schrijver lijkt nauwelijks nog te bestaan – en daar zijn, denk ik, drie mogelijke verklaringen voor. Een aanwijzing zit in het afgewezen Arthurscenario waarin te weinig ‘menselijkheid’ zit. Het lijkt alsof de hang naar menselijkheid in de literatuur is toegenomen. Neem een veelgebruikt criterium in de beoordeling van romans: de geloofwaardigheid van een personage. Als Burgess iets toont, dan is het dat we moeten terugverlangen naar het ongeloofwaardige personage. Minder menselijke personages kun je vileiner en extremer uit de hoek laten komen.
Lezers hebben hun schrijvers ook graag als toegankelijke, mededogende intellectuelen. Burgess zet dat treffend neer wanneer hij Toomey op zijn 48ste in de spiegel laat kijken. Hij ziet een man, ‘opgelaten, niet geliefd behalve bij zijn lezers, vermoeid, getekend door het goede leven, een onderkin, grijzend en dunnend haar’. Maar het portret dat hij van zichzelf heeft laten maken, toont iets heel anders: ‘Het toonbeeld van een populaire romanschrijver, ongegroefd en met dromerige ogen van de jeugd, maar met een wijsheid waarvoor een hoge prijs was betaald: een man die je kon vertrouwen maar niet te veel, bereisd, trefzeker in zijn kunstsmaak, niet angstaanjagend hyperintellectueel maar belezen en voldoende intelligent, scherp of meedogend naar gelang de gelegenheid vereiste wanneer hij in de massamedia zijn mening gaf’. Het verlangen naar dat type schrijver is alleen maar toegenomen, en als de romanschrijver ook nog eens een bekende tv-persoonlijkheid is, is het helemaal kassa.
Je kunt stellen dat Burgess het makkelijker had. Wie nu nog aankomt met een beschimping van het katholicisme of homoseksualiteit als taboe, is potsierlijk bezig. Maar neem een nog steeds geldend taboe als pedoseksualiteit: niemand zal het in zijn hoofd halen om een verlopen, misogyne pedoseksueel neer te zetten. Muidhond, de debuutroman van Inge Schilperoord, werd juist geprezen omdat hij de eenzaamheid en de worsteling van het pedoseksuele hoofdpersonage invoelbaar maakte. Burgess toont dat we ook ruimte moeten bieden aan het meedogenloze personage. Invoelingsvermogen is goed in het dagelijkse leven, maar begrip en empathie zijn niet altijd geschikte ingrediënten voor literatuur.